waldenzen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wal·den·zen
Woordherkomst en -opbouw
- alleen meervoud, leenwoord uit het midderleeuws Latijn, in de betekenis van ‘godsdienstige sekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1566 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | waldenzen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) aanhangers van een christelijke armoedebeweging die in Frankrijk in de 12e eeuw is ontstaan die den bijbel als enige bron van het geloof beschouwde en vooral beoogde door vrijwillige armoede de oorspronkelijke zuiverheid van de kerk te herstellen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord waldenzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "waldenzen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ waldenzen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).