• wacht·stand
enkelvoud meervoud
naamwoord wachtstand wachtstanden
verkleinwoord

de wachtstandm [1]

  1. een stand waarbij een elektrisch apparaat aanstaat, niets doet, weinig stroom verbruikt en snel in actie kan komen
    • Waar audiofielen wel voor warmlopen: buizenversterkers. Hun techniek is hopeloos achterhaald: ze vreten stroom (een audiofiele kennis die zijn huis liet bouwen op een ideale akoestiek, had op de grond een setje buizenversterkers staan die alleen al in de wachtstand zo veel warmte produceerden dat hij er zijn woonkamer mee kon verwarmen), ze vervormen meer dan de transistorversterkers en ze gaan stuk als je ze vaak aan- en uitzet.[2] 
  2. een toestand waarin je verkeert als je machteloos moet wachten voordat je verder kunt
    • De EU-landen moeten eens knopen doorhakken over de interne digitale markt. Er liggen nog 35 voorstellen voor het updaten van bestaande wetgeving uit Brussel waarover de regeringen maar geen besluit nemen. Nieuwe investeringen in supersnelle 5G-netwerken in de EU blijven bijvoorbeeld daardoor achter. Europeanen staan nu in de wachtstand.[3] 
    • Achtergrondmuziek moet, helemaal mode. Of je nu in een lift staat, in een hotellobby of in de wachtstand van de telefoon, muziekBij de tandarts, in de fitness of bij de kassa van AH, muziekEn wat voor muziekGejengel. Overal pestherrie.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant BARD VAN DE WEIJER 3 april 2012
  3. de Telegraaf 10 mei 2017
  4. de Telegraaf ANNA PRUIS 08 nov. 2012