Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·spu·wen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vuurspuwen
spuwde vuur
vuurgespuwd
zwak -d volledig

Werkwoord

vuurspuwen

  1. inergatief het sproeien van brandstof met de mond door een artiest, die vervolgens met een fakkel of andere vuurbron tot ontsteking wordt gebracht
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie