Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vuur·lak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vuurlak vuurlakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

vuurlak m/o [1]

  1. poederverf die uitvloeit bij hoge temperaturen en daarna bij afkoelen een harde, glanzende bedekking vormt
Synoniemen

Gangbaarheid

38 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen