vutter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vut·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vutter | vutters |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vutter m
- (economie) iemand die gebruik maakt van een VUT-regeling en dus met vervroegd pensioen is gegaan
- ▸ Wie is die man die kunst toegankelijk wil maken voor een breed publiek en je mee weet te voeren? Willem Kwakernaak, 62 jaar, was tot september vorig jaar (nu vutter) leraar aan scholengemeenschap de Waerdenborch in Holten en gaf daar onder meer kunstgeschiedenis, tekenen en handvaardigheid.[2]
- ▸ Als de ideeën van de buurt doorgaan dan blijft het hertenparkje bestaan in een kleine opzet met zo'n tien damherten en met een knuffelweide voor kinderen. In die weide is dan plaats voor konijnen, schaapjes en geiten. Een vutter uit de buurt wil zijn woensdagmiddagen wel opofferen aan het oppassen.[3]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord vutter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vutter" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ vutter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Willem Kwakernaak maakt kunst toegankelijk” (14-11-2007), Tubantia
- ↑ Weblink bron “Buurt Wentholt wil knuffelweide” (22-04-2008), Tubantia
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be