Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vril·le
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tolvlucht’ voor het eerst aangetroffen in 1930 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord vrille vrilles
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de vrillev / m

  1. (luchtvaart) situatie waarin een vliegtuig in overtrokken toestand verkeert en bewegingen uitvoert om alle drie zijn assen. Met andere woorden: het vliegtuig stampt, rolt en giert
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
14 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

vrille v

  1. (spreektaal) lesbienne
    «Andréa, elle me disait qu'elle n'aimait que les vrilles
    Andréa zei me dat ze alleen maar van lesbiennes hield. [1]

Verwijzingen