Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·ko·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vrijkoping vrijkopingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vrijkopingv

  1. door het betalen van een som geld zorgen dat iets of iemand vrijkomt
     Twintig jaar na die vrijkoping werd de lijfeigenschap, het feodale systeem van horigheid dat al sinds de elfde eeuw bestond en dat alle Russen, van hoog tot laag, in een staat van psychologische slavernij had gebracht, door tsaar Alexander II afgeschaft.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875