vrijheidsgevoel
- vrij·heids·ge·voel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vrijheidsgevoel | |
verkleinwoord |
het vrijheidsgevoel o
- het gevoel dat men niet gebonden is
- ▸ Misschien zat het vrijheidsgevoel in de verplaatsing zelf, het onderweg zijn, onbereikbaar voor alle telefoons.[2]
- ▸ De toenmalige museumdirecteur Willem Sandberg raakte onder de indruk van Luceberts rebelse vrijheidsgevoel, zag er een motor van vernieuwing in. Het waren de jaren vijftig: iedereen keek vooruit, er werd gezwegen over de oorlog. Lucebert hield dat graag zo.[3]
- Het woord vrijheidsgevoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Weblink bron “Lucebert van zijn voetstuk gevallen? Voor Remco Campert niet” (Maandag 12 februari 2018), NOS