Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vrij·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afvrijen

vrijde (…) af

  1. enkelvoud verleden tijd van afvrijen
    • Ik vrijde af. 
    • Jij vrijde af. 
    • Hij, zij, het vrijde af. 

Gangbaarheid