afvrijen
- af·vrij·en
- samenstelling van af en vrijen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afvrijen |
vree af vrijde af |
afgevreeën afgevrijd |
klasse 1
zwak -d |
volledig |
afvrijen [1]
- veel, lang of hartstochtelijk vrijen
- we hebben heel wat afgevreeën
- Het woord 'afvrijen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afvrijen" herkend door:
26 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be