Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vries·nacht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vriesnacht vriesnachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vriesnachtm

  1. een nacht met een buitentemperatuur onder de 0,0 o C
     Een heldere vriesnacht.[2]
     In De Bilt werd het afgelopen nacht -1,2 graden. Dat was twee tiende graad kouder dan gisternacht én tegelijk ook de tweede vriesnacht op rij die het landelijke hoofdmeetstation registreerde. Het gebeurde slechts viermaal eerder dat er na 10 mei nog nachtvorst werd gemeten (1909, 1941, 1946 en 1973).[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Derde vriesnacht op rij, zulke lage temperaturen uitzonderlijk voor half mei” (15-05-2020), Tubantia