• vre·des·kus
enkelvoud meervoud
naamwoord vredeskus vredeskussen
verkleinwoord

de vredeskusm

  1. (religie) een zoen die men elkaar geeft ter bevestiging van verbondenheid in het geloof
    • De tafelviering is het zogenaamde liefdemaal, of de avondmaalsviering met brood en wijn. Daarbij hoort de vredeskus en het bidden van het Onze Vader. [2] 
    • In deze intiemere kerk blijken ze meer op hun plaats te zijn. De ontvangst kikkert de jongens behoorlijk op. De dienst, bijgewoond door vijftig tot zestig mensen, duurt twee uur en gaat gepaard met nagenoeg dezelfde rituelen als in de Syrische kerk: het brengen van de vredeskus, de mis, het halen van de hostie, de preek en het kussen van het kruis en de Bijbel. [3] 
    • De zoen raakte los van zijn oorspronkelijke functie, verkreeg een erotische en een rituele betekenis, maar bleef beperkt tot welomschreven situaties en kringen: aan de ene kant de tedere aanraking tussen ouders en kinderen, en tussen geliefden, aan de andere kant de liturgische vredeskus en de demonstratieve omhelzingen van Oosteuropese regeringsleiders. [4] 
94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]