voortreden
- Geluid: voortreden (hulp, bestand)
- voor·tre·den
- samenstelling van voor en treden
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voortreden |
trad voor |
voorgetreden |
klasse 5 | volledig |
voortreden [1]
vervoeging van |
---|
voortrijden |
voortreden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van voortrijden
- ...dat wij voortreden.
- ...dat jullie voortreden.
- ...dat zij voortreden.
- ...dat wij voortreden.
- Het woord voortreden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.