• voor·staan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorstaan
stond voor
voorgestaan
klasse 6 volledig

voorstaan

  1. overgankelijk onderschrijven, steunen
    • Het standpunt wordt voorgestaan door de regering. 
    • Betaalbare topkwaliteit is wat wij voorstaan. 
  2. wederkerend zich laten ~: zich beroepen op, zichzelf roemen om
    • De partij laat zich voorstaan op het vasthouden aan haar principes. 
95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be