voormis
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- voor·mis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voormis | voormissen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (religie) (verouderd) het eerste deel van de eucharistieviering waarin gebeden en voorgelezen wordt