Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·ij·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorijlen
ijlde voor
voorgeijld
zwak -d volledig

Werkwoord

voorijlen [1]

  1. absoluut (elektrotechniek) (van met name spanning en stroom:) het eerder optreden van een bepaalde fase van de ene grootheid dan de overeenkomstige fase van de andere
    • De condensator vertraagt de spanning op de stroom, men zegt ook: de stroom ijlt voor. 
  2. ergatief snel voor iemand uitgaan
    • Hij was de meute voorgeijld. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen