• voor·hou·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
voorhouden
hield voor
voorgehouden
klasse 7 volledig

voorhouden

  1. iemand vertellen hoe jij denkt dat de wereld in elkaar zit
    • Vrouwen hebben mannen eeuwen lang voorgehouden dat mannen geen kinderen kunnen opvoeden. 
  2. iemand ergens mee confronteren
    • Ik hield hem een spiegel voor, zodat hij eindelijk begreep wat zijn lompe praat teweeg bracht. 
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be