voordoen
- voor·doen
- samenstelling van voor bw en doen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voordoen |
deed voor |
voorgedaan |
onregelmatig | volledig |
voordoen
- overgankelijk bij wijze van voorbeeld laten zien hoe iets gedaan hoort te worden
- Hij had het enige keren voorgedaan, maar ze kreeg het niet voor elkaar.
- wederkerend zich ~: komen te gebeuren, zich aandienen
- Wat er zich daar heeft voorgedaan zal de betrokkenen nog lang heugen.
- De wethouder stelt dat er extra geld is gereserveerd om de eikenprocessierups te bestrijden en om te voorkomen dat evenementen niet of zeer beperkt door kunnen gaan zoals vorig jaar. “De hotspots zijn in beeld en Gildebor staat klaar waar nodig. Veel zal afhangen van de weersomstandigheden en de mate van de plaag. Als het warmer is zal de rupsenplaag zich eerder voordoen.” [1]
- ▸ Of een gesneuvelde marineofficier een rouwende verloofde of een rouwende vrouw achterliet, maakte niet uit, mocht het ergste zich voordoen.[2]
- wederkerend zich ~ als: impersoneren, een bepaalde identiteit voorwenden
- Hij had zich voorgedaan als een rijke investeerder.
- [1]: nadoen
- Het woord voordoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voordoen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tubantia Gerard Smink 22-04-19 Hengelose wethouder: ‘Geen nestkastjes in openbaar groen’
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be