voorbrengen
- Geluid: voorbrengen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvorbrɛŋə(n) / (3 lettergrepen)
- voor·bren·gen
- samenstelling van voor bw en brengen ww
voorbrengen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorbrengen |
bracht voor |
voorgebracht |
zwak -cht | volledig |
- iemand in persoon bij een rechtszaak aanwezig laten zijn
- “Dat hij er niet is, werd mij pas vanochtend duidelijk. Het is mij niet bekend waar hij zich bevindt. Ik kan niet aangeven dat ik hem tijdig bij het Hof kan voorbrengen. Daarom verzoek ik het Hof om de zaak maar zonder hem af te doen.” [2]
- iets aan een jury laten zien om het te laten keuren
- Rond het middaguur is de rubriek voorbrengen door de jeugd gepland. Hierbij kan de jeugd jongvee laten keuren. [3]
- Het woord voorbrengen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 18-05-15 Jansen Steur ziet zijn eigen belang niet meer in
- ↑ Tubantia 08-08-16 Ook vleesveekeuring op vijftigste paardenmarkt Enter