vollerij
- vol·le·rij
- [1]: afgeleid van vol bn met het achtervoegsel -erij [1]
- [2]: afgeleid van voll ww met het achtervoegsel -erij [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vollerij | vollerijen |
verkleinwoord | vollerijtje | vollerijtjes |
de vollerij v
- dronkenschap, roes
- (textielindustrie) bedrijf waar men wol vervilt
- [2] volderij
- Het woord 'vollerij' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vollerij" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
14 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be