Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·tre·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voettrede voettreden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voettredev / m

  1. een opstap om een voertuig binnen te treden
    • De trein had twee voettreden. 
  2. een pedaal

Gangbaarheid