Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·reis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetreis voetreizen
verkleinwoord voetreisje voetreisjes

Zelfstandig naamwoord

de voetreisv / m

  1. een reis die je te voet maakt
    • Het is nog altijd mijn grote wens om een voetreis naar Rome te maken. 
    • Een voetreis lijkt gratis maar is het niet want je hebt overnachtingen nodig onderweg. 

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be