voetlicht
- voet·licht
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘lampen aan de onderkant van het voortoneel’ voor het eerst aangetroffen in 1792 [1]
- samenstelling van voet en licht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voetlicht | voetlichten |
verkleinwoord | voetlichtje | voetlichtjes |
het voetlicht o
- lampen die voor op het podium de auteurs belichten
- Als je iets voor het voetlicht brengt geef je het veel aandacht.
- Het woord voetlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "voetlicht" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "voetlicht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be