Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlie·ring
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verdieping boven een zolder’ voor het eerst aangetroffen in 1617 [1]
  • fliering is Middelnederlands voor horizontaal kaphout dat tegenwoordig 'gording' wordt genoemd. met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vliering vlieringen
verkleinwoord vlierinkje vlierinkjes

Zelfstandig naamwoord

de vlieringv / m

  1. een bovenzoldertje, een zolder ter hoogte van de flieringen
    • De vliering is alleen via een ladder te bereiken. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen