Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vliegt weg
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
wegvliegen

vliegt weg

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvliegen
    • Jij vliegt weg. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegvliegen
    • Hij vliegt weg. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wegvliegen
    • Vliegt weg! 

Gangbaarheid