vliegeren
- vlie·ge·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vliegeren |
vliegerde |
gevliegerd |
zwak -d | volledig |
vliegeren
- inergatief, (spel) het oplaten van een vlieger
- We hebben op het strand een hele tijd gevliegerd.
- Het woord vliegeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vliegeren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be