Nederlands

 
vleesvork
Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·vork
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesvork vleesvorken
verkleinwoord vleesvorkje vleesvorkjes

Zelfstandig naamwoord

de vleesvorkv / m

  1. (huishouden) grote vork met twee tanden, gebruikt bij het voorsnijden of opdienen van vlees

Meer informatie

Gangbaarheid