• vlees·pro·duc·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord vleesproductie
verkleinwoord

de vleesproductiev

  1. het laten opgroeien van slachtvee en de verwerking van dit vee tot vlees voor menselijke consumptie
     Minister Schippers vindt dat het toezicht op vleesproductie moet worden versterkt, want er zijn nu teveel risico's. "Vlees is nooit 100 procent veilig", zegt zij in reactie op een rapport van de Onderzoeksraad voor veiligheid. "Maar de risico's zijn nu te groot en die moeten we minimaliseren."[2]
     Volgens de staatssecretaris is het misgegaan toen ervoor is gekozen om het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid te geven voor de vleesproductie en tegelijkertijd het toezicht door de overheid terug te schroeven. Dat besluit moet worden teruggedraaid, vindt ze.[3]
     De kopers hebben het vlees waarschijnlijk ook weer verwerkt en doorverkocht. Zij zijn op hun beurt verplicht de eigen afnemers te informeren. Het gaat volgens de NVWA om de enorme hoeveelheid van 50 miljoen kilo, de totale vleesproductie van het bedrijf van 1 januari 2011 tot 15 februari 2013. Het is goed mogelijk dat een deel daarvan al is opgegeten, maar mogelijk kwam ook deel in bijvoorbeeld lang houdbare diepvriesmaaltijden terecht.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Schippers: vlees nooit 100% veilig” (Woensdag 26 maart 2014, 13:47), NOS
  3.   Weblink bron “Kabinet: toezicht vlees moet beter” (Woensdag 26 maart 2014, 11:42), NOS
  4.   Weblink bron “"Fraude bij vleesverwerker groot"” (Vrijdag 12 april 2013, 22:45), NOS