kantwerk van zeer fijn vlasdraad
  • vlas·draad
enkelvoud meervoud
naamwoord vlasdraad vlasdraden
verkleinwoord

de vlasdraadm

  1. een dunnen draad gemaakt van vlas
     'De nageboorte móét eruit, persen, Catharina.'Er spatten zweetdruppels van zijn voorhoofd op het laken. Naast hem lag een bewegingloos bundeltje. Lambert zag een handje, vingertjes van vlasdraad.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132