• vist af
vervoeging van
afvissen

vist (...) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvissen
    • Jij vist af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvissen
    • Hij vist af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afvissen
    • Vist af!