vist
- vist
vervoeging van |
---|
vissen |
vist
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vissen
- Jij vist.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vissen
- Hij vist.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vissen
- Vist!
- Het woord vist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- vist
vist
- voltooid deelwoord van vise