Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vist

Werkwoord

vervoeging van
vissen

vist

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vissen
    • Jij vist. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vissen
    • Hij vist. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vissen
    • Vist! 


Deens

Woordafbreking
  • vist

Werkwoord

vist

  1. voltooid deelwoord van vise