visdiner
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vis·di·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visdiner | visdiners |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het visdiner o
- avondmaaltijd die hoofdzakelijk uit vlees van zeedieren bestaat
- ▸ Met de dichter Jonas Cabeljau zat hij ten huize van Jan Dullaert aan bij een visdiner.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'visdiner' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan Vos (editie W.J.C. Buitendijk)“Toneelwerken.” (1975), Van Gorcum, Assen / Amsterdam, ISBN 9023212797, p. 30 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren