• vi·o·lis·te
  • Afgeleid van violist met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord violiste violistes
verkleinwoord

de violistev

  1. (beroep) (muziek) vrouwelijke violist
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


 
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  violiste     la/le violiste     violistes     les violistes  

violiste v/m

  1. (muziek) gambist, iemand die viola da gamba speelt