• vijf·tien·ja·ri·ge

vijftienjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vijftienjarig
    • De vulkaan werd weer actief na een vijftienjarige periode zonder uitbarstingen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord vijftienjarige vijftienjarigen
verkleinwoord

de vijftienjarigev / m

  1. levend wezen dat 15 jaar oud is of iets dat 15 jaar bestaat
    • De vijftienjarige genoot van de vakantie aan zee. 
     Toen ik mijn tienjarige zoon vroeg wat hij ervan vond dat ik zo lang weg zou zijn, antwoordde hij: ‘Geen idee, dat weet ik toch pas als je weg bent?’ Grappig vond ik zijn opmerking over het motief van mijn reis: ‘Wat is het nut van je wandeling? Je bereikt en verdient er niks mee.’ Mijn vijftienjarige dochter reageerde net als mijn vrouw pragmatisch en recht door zee.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers