• vijf·ja·ri·ge

vijfjarige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vijfjarig
    • Hij pakte zijn studie na een vijfjarige onderbreking weer op. 
enkelvoud meervoud
naamwoord vijfjarige vijfjarigen
verkleinwoord

de vijfjarigev / m

  1. levend wezen dat 5 jaar oud is of iets dat 5 jaar bestaat
    • De vijfjarige ging naar een basisschool in de buurt.