vijands
- vij·ands
- vijand zn met de uitgang -s, onder meer gebruikt in de Bijbel, bijvoorbeeld Psalmen 31:9 en Lukas 10:19
vijands
- genitief mannelijk van vijand, archaïsche vorm in (formeel) of (dichterlijk) taalgebruik
- ▸ ‘Ik zal door ’s vijands zwaard niet sterven, maar leven……’ zong hij, met de dood voor ogen.[1]
- Het woord 'vijands' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron J.W. Ooms geciteerd door B. HooghwerffIk zal door ’s vijands zwaard niet sterven : Enkele aanvullingen met betrekking tot het levenseinde van ds. J. Kars in: Oude Paden, jrg. 20 nr. 4 (1 december 2015), p. 14 kol. 2