• vier·daag·se

vierdaagse

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vierdaags
enkelvoud meervoud
naamwoord vierdaagse vierdaagsen
vierdaagses
verkleinwoord - -

de vierdaagsem

  1. (sport) sportieve tocht verdeeld over vier achtereenvolgende dagen
     Een bloemenkweker uit het Gelderse Heumen zit met 300.000 gladiolen in zijn maag. De bloemen waren bedoeld voor deelnemers aan de Nijmeegse Vierdaagse, maar die is vanwege de coronacrisis afgelast.[1]
  1.   Weblink bron “Kweker heeft 300.000 gladiolen over door afgelasting Vierdaagse” (2 juni 2020), NOS