vierdaags
- vier·daags
stellend | |
---|---|
onverbogen | vierdaags |
verbogen | vierdaagse |
partitief | vierdaags |
vierdaags [1]
- vier dagen durend
- Een vierdaagse wandeltocht
- ▸ De koningin sloot de avond wuivend af met een ererondje langs het publiek. Er staan haar de komende weken nog veel festiviteiten te wachten, met een vierdaagse Platinum Jubileeweekend dat begint op 2 juni.[2]
- Het woord vierdaags staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vierdaags" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Queen Elizabeth geniet zichtbaar van paardenshow” (16 mei 2022), NOS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be