Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vet·schort
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vetschort vetschorten
verkleinwoord vetschortje vetschortjes

Zelfstandig naamwoord

het vetschorto

  1. vetweefsel dat in de buikwand zit
     In Paradijskleier toont de cabaretière zonder gêne haar lillende armspieren en rollende vetschort: een mooi staaltje exhibitionisme, druipend van de zelfspot. Want hoezeer ze het thema van het ouder worden ook ernstig neemt, ze schatert steevast om zichzelf en haar medemens.[1]
  2. (anatomie) buikvliesplooi waarin vetweefsel zit
     Niet alleen werden de tumoren verwijderd, maar noodgedwongen ook allerlei organen. Sylvia somt op: "Tijdens een zeventien uur durende operatie zijn mijn eierstokken, baarmoeder, milt, galblaas, blinde darm en vetschort verwijderd. Daarnaast is mijn middenrif, mijn maag en een stukje van mijn lever gestript en zijn er stukken van mijn darm weggehaald."[2]

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Tom Tates
    “Lenette van Dongen loopt weg uit radioshow wegens te veel aandacht voor brexit” (13-03-2019), Tubantia
  2.   Weblink bron
    ANNE-FLORE MULLER
    “Doorwerken met kanker: Niet iedere zieke is gelijk afgeschreven” (29 sep. 2017), De Telegraaf
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be