• ver·ze·ge·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord verzegeling verzegelingen
verkleinwoord

de verzegelingv [1]

  1. het voorzien van een onverbreekbare sluiting; het voorzien van een sluiting die men niet onopgemerkt kan verbreken
     Iedereen die bereid is dat geloof te verkrijgen door gebruik van de verzegeling zou dan volkomen vrijwillig van die voorziening gebruik kunnen maken.[2]
     "Zoals altijd hebben we onze volledige medewerking verleend aan deze controles", laat een woordvoerder weten aan de NOS. "Een depot in België is tijdelijk afgesloten. Er is overleg met het Belgische arbeidsauditoraat om te kijken hoe we deze sluiting zo snel mogelijk kunnen oplossen. We zijn nog niet formeel op de hoogte gebracht van de reden van verzegeling."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Liu Cixin
    “Het donkere woud” (2008), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645828
  3.   Weblink bron “Opnieuw invallen door arbeidsinspectie bij PostNL in België” (Maandag 22 november 2021, 16:17), NOS