Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·welf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verwelf verwelven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het verwelfo

  1. een gekromde overdekking van een ruimte
  2. een ruimte met een gekromde zoldering
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
verwelven

verwelf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwelven
    • Ik verwelf. 
  2. gebiedende wijs van verwelven
    • Verwelf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verwelven
    • Verwelf je? 

Gangbaarheid

23 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen