verwegen
- ver·we·gen
- [1] van Middelnederlands verweghen, op te vatten als variant met het voorvoegsel ver- naast bewegen ww [1] [2]
- afgeleid van weeg zn met het voorvoegsel ver- en met het achtervoegsel -en [2]
verwegen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verwegen |
verwoog |
verwogen |
klasse 2 | volledig |
- van plaats veranderen
- ▸ Ze konden met al hun inspanning de stang verwikken noch verwegen.[3]
- van een nieuwe buitenwand voorzien
- [1] bewegen, verroeren, verwrikkien
- Het woord 'verwegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.