Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weeg
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

weeg m [2]

  1. dunne buitenwand van hout of steen
    • De weeg is na vele jaren ingestort. 

Werkwoord

vervoeging van
wegen

weeg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegen
    • Ik weeg. 
  2. gebiedende wijs van wegen
    • Weeg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wegen
    • Weeg je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen