• ver·we·duwd
stellend
onverbogen verweduwd
verbogen verweduwde
partitief verweduwds

verweduwd [1]

  1. van een getrouwd persoon dat de partner is overleden
     De belangrijkste oorzaak vormt vergrijzing: meer ouderen betekent meer weduwen en weduwnaars. Wel schuift de leeftijd waarop men verweduwd raakt geleidelijk iets op door de stijgende levensverwachting.[2]
     Van alle mensen die in deze regio overlijden is zo’n 85 procent getrouwd of verweduwd. Maar dat wordt in de toekomst wel minder.[3]
52 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Aantal alleenwonenden in Nederland neemt toe” (23-04-2013), Tubantia
  3.   Weblink bron “Trouwen is geliefd in Twente” (03-05-2013), Tubantia
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be