• ver·waar·di·gen

verwaardigen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verwaardigen
verwaardigde
verwaardigd
zwak -d volledig
  1. wederkerend zich verlagen door iets voor het mindere volk te doen
    • Platini wil geen commentaar geven. Een bron dicht bij hem ontkent de beschuldigingen. 'Dit valse verhaal is de laatste in een reeks pogingen van Zürich om de wereld af te leiden van de ware problemen waarmee de FIFA wordt geconfronteerd. De UEFA-voorzitter zal zich niet verwaardigen te reageren op deze belachelijke aantijgingen.[3] 
    • Het blijft een intrigerende kwestie: wat te doen met het chagrijn over de salariëring van mannen in loondienst die amper risico's lopen. Ze kunnen oververmoeid raken, ze moeten zich met enige regelmaat verwaardigen tot contact met aandeelhouders, journalisten en ander gepeupel en op een kwade dag kunnen ze worden bedankt. Maar dat rechtvaardigt nog geen baas-koelieratio's van gemiddeld 19 in Nederland tot 531 in - uiteraard - de Verenigde Staten, land van mateloosheid.[4] 
     ` Welnu,' zei Montebello tegen mij, 'ik zou durven stellen dat deze ontmoeting naar mstandigheden voorspoedig verliep. Ze heeft zich zowaar verwaardigd enige woorden tot ons te spreken. Ze is lang niet altijd zo genereus.'[5]
81 % van de Nederlanders;
74 % van de Vlamingen.[6]
  1. verwaardigen op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Volkskrant Willem Feenstra Mark Misérus 16 augustus 2015,
  4. Volkskrant SHEILA SITALSING 25 november 2013
  5. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 32
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be