verveloosheid
- ver·ve·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verveloosheid | verveloosheden |
verkleinwoord |
de verveloosheid v
- het verveloos zijn
- De verveloosheid van het huis zorgde voor een lage taxatieprijs.
- Het woord 'verveloosheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.