verreizen
- ver·rei·zen
verreizen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verreizen |
verreisde |
verreisd |
zwak -d | volledig |
- het maken van een reis
- tijd, geld en moeite uitgeven aan het maken van reizen
- [1] afreizen, vertrekken, reizen
- Het woord verreizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verreizen" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
44 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be