vermanen
- ver·ma·nen
- van Middelnederlands vermanen; op te vatten als afgeleid van manen met het voorvoegsel ver- [1]
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
vermaan | vermanend |
vermaning | |
vermanen |
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vermanen |
vermaande |
vermaand |
zwak -d | volledig |
vermanen
- overgankelijk toespreken om gedrag te beïnvloeden, moreel aanspreken op gedrag
- Het woord vermanen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermanen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
vermanen
- onovergankelijk onder de aandacht brengen of eisen van (met een voorwerp in de genitief)
- overgankelijk toespreken om gedrag te beïnvloeden, moreel aanspreken op gedrag