vermakelijkheidsbelasting

In january 1961 staakten de bioscopen in Delft uit protest tegen de hoge gemeentelijke vermakelijkheidsbelasting.
  • ver·ma·ke·lijk·heids·be·las·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord vermakelijkheidsbelasting vermakelijkheidsbelastingen
verkleinwoord vermakelijkheidsbelastinkje vermakelijkheidsbelastinkjes

de vermakelijkheidsbelastingv

  1. heffing die bezoekers of organisatoren van amusement aan de overheid moeten betalen
    In Nederland kunnen gemeenten deze belasting sinds 1979 alleen nog heffen voor het dekken van de kosten die zij als dienstverlening voor dit amusement moeten maken, maar niet meer als algemene bron van inkomsten (Gemeentewet 229 lid 1 onder c).
     In 1809 introduceerde koning Lodewijk Napoleon een heffing op entreegelden voor vermakelijkheden ten behoeve van de `algemene stads armen'. In de loop der tijd werd op alle kaartjes voor theatervoorstellingen, concerten, sportwedstrijden en modeshows vermakelijkheidsbelasting geheven. Als een van de laatste gemeenten in Nederland schafte Rotterdam deze belasting in 1979 af.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Cees Banning
    “Cultuur is slecht voor de mens” (22 februari 2001) op nrc.nl