vermakelijkheidsbelasting
- Geluid: vermakelijkheidsbelasting (hulp, bestand)
- IPA: / vərˈmakələˌkɛitsbəˌlɑstɪŋ / (8 lettergrepen)
- ver·ma·ke·lijk·heids·be·las·ting
- samenstelling van vermakelijkheid zn en belasting zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vermakelijkheidsbelasting | vermakelijkheidsbelastingen |
verkleinwoord | vermakelijkheidsbelastinkje | vermakelijkheidsbelastinkjes |
de vermakelijkheidsbelasting v
- heffing die bezoekers of organisatoren van amusement aan de overheid moeten betalen
In Nederland kunnen gemeenten deze belasting sinds 1979 alleen nog heffen voor het dekken van de kosten die zij als dienstverlening voor dit amusement moeten maken, maar niet meer als algemene bron van inkomsten (Gemeentewet 229 lid 1 onder c).- ▸ In 1809 introduceerde koning Lodewijk Napoleon een heffing op entreegelden voor vermakelijkheden ten behoeve van de `algemene stads armen'. In de loop der tijd werd op alle kaartjes voor theatervoorstellingen, concerten, sportwedstrijden en modeshows vermakelijkheidsbelasting geheven. Als een van de laatste gemeenten in Nederland schafte Rotterdam deze belasting in 1979 af.[2]
- Het woord vermakelijkheidsbelasting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Cees Banning“Cultuur is slecht voor de mens” (22 februari 2001) op nrc.nl