• ver·lie·zend
vervoeging van: verliezen
verbogen vorm: verliezende

verliezend

  1. onvoltooid deelwoord van verliezen
stellend
onverbogen verliezend
verbogen verliezende
partitief verliezends

verliezend

  1. een nederlaag lijdend
    • De spelers van het verliezende PEC Zwolle kregen de laagste cijfers. Pelle Clement en Mike van Duinen kregen beiden een vier voor hun matige optreden tegen Willem II. [1] 
    • ,,In een derby zo ruim verliezen is niet prettig, ook niet als het nergens meer om gaat. Toch zijn we niet van de mat gespeeld, ondanks de uitslag”, aldus de verliezende trainer Hilbert van Gils. [2]